*Stel hieronder je taalvraag

Stel hier helemaal onderaan de pagina je taalvraag bij (“Geef een reactie”) en als ik het antwoord weet, dan post ik dat…

[Wanneer het onder dit berichtje leeg is en je geen “Geef een reactie” ziet, moet je eerst nog even op de bovenstaande titel met het sterretje klikken.]

7 gedachtes over “*Stel hieronder je taalvraag

  1. Ik hoorde vannacht bij het programma “de nachtzuster ” de vraag ; Waarom is het schaapherder en niet schaapsherder of schapenherder zoals hondenfokker of kippenboer.
    Ik dacht eigenlijk ook dat de s zoals ook in dorpsplein een genitivus is, maar hoe zit het dan met straatnaam of stratenboek

    Like

    • Jammer dat ik niet wakker was ;-). Wat een leuke vraag en je geeft al een voorzetje voor het goede antwoord, want die tussenklanken hebben inderdaad met oude genitiefuitgangen (of soms ook meervouden en andere woorduitgangen) te maken. Maar dat is natuurlijk niet het hele verhaal…

      In het Nederlands kennen we de tussenklanken –s en –e(n) (waarbij je de ‘n’ soms schrijft, maar eigenlijk nooit uitspreekt). Daarnaast komt -er voor.
      Precies de klankcombinaties –s, –e, en –en vinden we allemaal bij de genitief (2e naamval) in het Middelnederlands terug. De genitiefverbuiging van het zelfstandig naamwoord in het enkelvoud (dus zoals nu nog in het Duits: (des) Mannes) kende namelijk meerdere vormen, wat ten eerste ervan afhing of een woord grammaticaal mannelijk, vrouwelijk of onzijdig was en ten tweede of een woord zwak of sterk verbogen werd. Sterke mannelijke en onzijdige woorden kregen es (dies wormes, dies brodes), vrouwelijke sterke woorden kregen een –e (dier gifte) en alle zwakke woorden kregen en (dies cnapen, dies beelden, dier sielen).
      De genitief gaf vaak een bezitsrelatie aan en de woordvolgorde was soms iets anders dan bij ons, waardoor bijvoorbeeld des duvels klauw (duvel is mannelijk en verbuigt sterk) iets als ‘klauw van de duivel’ betekende en der leeuwen huydt ‘huid van de leeuw’ (leeuwe is mannelijk en verbuigt zwak). In het Middelnederlands verdwenen de naamvallen echter geleidelijk (beginnend bij de genitief) waardoor mensen de vorm van het eerste woord in duvels klauw of leeuwen huydt niet meer goed begrepen/herkenden en deze twee woorden als één woord (duvelsklauw/leeuwenhuydt) interpreteerden. Zo zijn het samenstellingen met een tussenklank geworden, net zoals wij ze kennen, duivelsklauw en leeuwenhuid.
      Inmiddels kennen we geen genitief meer en hebben die oude uitgangen een andere functie gekregen: ze helpen je namelijk om een woord gemakkelijker uit te spreken. De combinatie duivel-klauw of leeuw-huid loopt niet helemaal lekker qua klanken en qua lettergrepen (het ‘ritme’) en het helpt je om er dan iets tussen te voegen. Overigens hebben wetenschappers ook wel aanwijzingen dat er in het Middelnederlands ook al tussenklanken om deze reden werden toegevoegd (in een wetenschappelijk artikel van van Tiel, Rem en Neijt (2011) kun je dit (en meer) nalezen).

      Dat de tussenklank bij de uitspraak helpt, is duidelijk in de voorbeelden schaapherder, hondenfokker en kippenboer: *hondfokker en zeker *kipboer spreekt niet fijn uit. Zo dus ook straatnaam tegenover stratenboek. Overigens is de tussen-s vaak optioneel en je schrijft hem simpelweg wel of niet als je hem hoort. Ikzelf blijk nog al kwistig met tussen-ss-en: voor mij is het spellingsregel (want zo zeg ik het) wat ook goed is naast spellingregel. Ik zou ook schaapsherder zeggen en dus schrijven (en dat mag ook volgens het Groene Boekje).

      Like

  2. Waarom zijn sommige woorden wat in verwarring over hun gender? De duin, het duin, de krat, het krat.. Is dit aangepast in de loop der jaren door ingesleten taalgebruik?

    Like

    • Om je vraag te kunnen beantwoorden, moeten we eerst soorten woorden die de en het kunnen krijgen van elkaar onderscheiden.

      Ten eerste zijn er woorden waarbij het de/het gebruik geen betekenisverschil geeft. Soms is het gewoon per persoon afhankelijk wat voor lidwoord je gebruikt (zoals bij je voorbeeld krat: ik zeg de krat) en soms is er binnen een bepaalde taalgemeenschap één variant gebruikelijker en daarbuiten de andere. Of je de of het microscoop zegt, kan eraan liggen of je dit woord in een normale situatie of een wetenschappelijke situatie gebruikt. Hier vind je nog meer voorbeelden. Op de krat (of dus het krat) kom ik op het einde nog terug.
      Een tweede groep woorden waar zowel de als het bij voorkomt, heeft per lidwoord een andere betekenis. Zo heeft het bos een geheel andere betekenis dan de bos (‘woud’ tegenover ‘bundel’) en waar de doek een lap is, is het doek een schilderij. Duin valt ook (gedeeltelijk) in deze groep: de duin is altijd een berg zand, terwijl het duin ook ‘duingebied’ kan aanduiden.
      Vervolgens heb je ook nog de&het-woorden waarbij het om één woord lijkt te gaan, maar eigenlijk zijn het er twee: ze hebben alleen toevallig exact dezelfde vorm. Zulke woorden noem je homoniemen. Zo gaat het portier van een auto terug op het Latijn porta via het Frans portière, terwijl de portier die oplet wie binnen mag van het Latijnse portarius via het Oudfrans portier komt (vgl. hier). Beide portieren hebben niet alleen een andere herkomst, maar ook sowieso een andere grammatica: een groot gebouw heeft portiers, een auto heeft portieren. Het zijn simpelweg twee woorden met uiteindelijk toevallig dezelfde vorm.

      Voor de woorden uit die laatste groep gaat je vraag eigenlijk niet op: dit zijn altijd verschillende woorden met hun eigen lidwoord geweest, alleen hun vorm is in de loop der jaren gelijk geworden.
      Bij de woorden uit de eerste (en tweede) groep is er inderdaad in de loop der tijd iets veranderd, waarbij bij de woorden uit de tweede groep juist het betekenisverschil het lidwoordverschil veroorzaakt zou kunnen hebben. Bij het verschil tussen stofnamen en voorwerpen zie je dat bijvoorbeeld heel duidelijk: een stofnaam krijgt in het Nederlands altijd het en daarom heb je dus het diamant (het materiaal) naast de diamant (een steen).

      Een interessante, recente ontwikkeling is dat het lidwoord de sowieso terrein aan het winnen is. Dan denk ik niet eens alleen aan het (door velen verafschuwde maar ook) steeds vaker voorkomende de meisje of de boek, maar ook aan leenwoorden die doorgaans de krijgen: de computer, de nerd, de Brexit, de swag, de panna, etc. Hier vind je een mooi artikel uit Onze Taal over dit onderwerp, dat ook verklaringen geeft waarom de het lidwoord het verdringt (er zijn sowieso minder het-woorden en het wordt ook voor allerlei andere dingen gebruikt –ik zie het; het regent-).

      Bij een voorbeeld als krat lijkt er dus inderdaad zo’n verandering ingeslopen te zijn: de de-variant is namelijk jonger zonder een betekenisverschil te geven. Hetzelfde geldt voor deksel.
      Maar het kan/kon ook andersom: risico is daar een voorbeeld van. Bij duin lijkt ook de het-variant jonger (nl. nog niet te vinden in het WNT), die mogelijk onder invloed van de duingebiedbetekenis overgenomen is voor de zandberg.

      Like

    • Het tegenovergestelde van boven is niet alleen beneden, maar ook onder. Waarschijnlijk had in de situatie “de bovenste of de onderste” niet vreemd geklonken. Overigens is benedenste wel degelijk goed Nederlands (zoek bijv. in Google of kijk hier in de grammatica van het Nederlands [ctrl + F benedenste]). Het komt alleen veel minder voor dan bovenste of onderste (bijv. 4 keer benedenste tegenover 1428 keer bovenste en 1265 keer onderste in het ANW-corpus van het IvdNT).

      Met bovenste, benedenste en onderste is sowieso iets bijzonders aan de hand. Dit is namelijk een overtreffende trap (superlatief), terwijl er geen vergrotende trap/comparatief (*bovener, *benedener of *onderer) bestaat. Nog merkwaardiger is dat de trappen van vergelijking normaal gesproken alleen bij bijvoeglijk naamwoorden voorkomen, terwijl boven, beneden en onder alleen voorzetsels (bijv. boven/onder/beneden de zeespiegel) of bijwoorden (bijv. naar boven/naar onder/naar beneden) kunnen zijn. De woordklasse van bijwoorden is -in het bijzonder in contrast met bijvoeglijk naamwoorden- onder taalkundigen echter wel omstreden, zeker voor het Nederlands . (Of gaat het hier zelfs om het voorzetsel plus –ste?)

      Het kleine meisje laat overigens zien dat ze Nederlands keurig beheerst: onbewust kent ze de ‘superlatief = +–st(e)’-regel, ze weet dat we die vreemd genoeg zelfs bij bepaalde niet-bijvoeglijk naamwoorden kunnen toepassen en ze kent de tegenstelling bovenbeneden. Ze heeft alleen even gemist dat we -misschien zelfs zonder duidelijke reden?- in dit geval vaker voor bovensteonderste kiezen.

      Like

Plaats een reactie